Ik ben een hartstochtelijke tuinliefhebber, het zit in mijn genen. Niet verwonderlijk dus dat de hortus bij het bouwen van ons huis geen sluitpost was. Mede dankzij de hulp van onze vakkundige hovenier Frans genieten lief en ik al jaren van het prachtige resultaat.
Tuiniers onder ons weten dat een tuin nooit helemaal af is, er is altijd wel wat te doen, aanpassingen en veranderingen zijn elk jaar noodzakelijk. Planten zijn wispelturig: het ene jaar bloeien ze uitbundig, het andere hangen ze futloos tussen het gebladerte en is vervanging geboden. Een bezoek aan het tuincentrum in de buurt is geen straf; ik waan mij als een kind in een snoepwinkel. Uren flaneren langs de veelbelovende plantjes, en als hij er is, even een gezellig praatje maken met Arnold wiens advies en tips ik altijd en graag ter harte neem.
Dit voorjaar besloten we een vijver aan te schaffen; na veel gezoek op internet vond ik er een die aan alle wensen voldeed. Samen met een van de kleinzonen werden een paar goudvissen en windes gekocht, die we tijdens een plechtige ceremonie te water lieten. Ik vroeg hem gekscherend om voor de drie grootste exemplaren een naam te bedenken. Tot mijn verrassing nam het zesjarige menneke de vraag zeer serieus en zei daarover te moeten nadenken. Even later liet hij ons met twinkelende oogjes weten dat hij eruit was: de vissen werden Poep, Pies en Scheet gedoopt. Met ondeugende blik keek hij enthousiast om zich heen (hij is een ware publieksspeler in de dop) en genoot van de vrolijke reacties van zijn ‘publiek’.
Laatst werden de vijverbewoners verrast door een onaangekondigd bezoek van een rondtrekkende reiger; bij nadere inspectie bleek een van de windes te zijn verdwenen. Toen ik ons kleinkind vroeg of hij kon zien om welke van het trio het ging keek hij zeer aandachtig naar het water, wierp mij een ondeugende blik toe en antwoordde zonder enige aarzeling: ‘Poep’.
Als hij bij opa en oma is kijkt hij bijna altijd even of Pies en Scheet nog rondzwemmen.
Column van Bart Iking